Welke risico’s lopen houders van cryptomunten in het licht van de huidige fiscale wetgeving en de toekomstige belasting op meerwaarden van financiële activa?

Krachtens de huidige fiscale wetgeving kunnen meerwaarden gerealiseerd door natuurlijke personen op cryptomunten ofwel vrijgesteld zijn omdat ze behoren tot het normale beheer van het privé-patrimonium, ofwel belast worden als diverse inkomsten tegen een afzonderlijk tarief van 33 %, ofwel – in geval van een georganiseerde en regelmatige activiteit – belast worden als beroepsinkomen tegen de progressieve tarieven.
De recente praktijk van Fiscale Rulingdienst verscherpt de feitelijke criteria waarmee rekening wordt gehouden (geïnvesteerd bedrag, frequentie van transacties, gebruik van hefboomwerking, automatisering, beroepsactiviteit van de belastingplichtige etc.), wat af en toe leidt tot vrijstelling of tot een belastingheffing als diverse inkomsten.
De fiscus krijgt binnenkort meer zicht op crypto-transacties. Dankzij een uitgebreidere toegang tot het Centraal Aanspreekpunt en nieuwe transparantieverplichtingen voor crypto-dienstverleners en -platformen, opgelegd door de 8e Richtlijn inzake administratieve samenwerking (DAC 8), zal de controle op crypto-activa aanzienlijk toenemen.
Op middellange termijn wordt er vanaf 1 januari 2026 een nieuwe belasting van 10% ingevoerd op meerwaarden uit crypto-activa die binnen het kader van normaal beheer worden gerealiseerd. Voor speculatieve meerwaarden blijft het tarief 33% van toepassing. Het meerwaardenhistoriek tot 31 december 2025 blijft in principe vrijgesteld van de nieuwe 10%-belasting.
Daarnaast worden sommige inkomsten uit crypto-activa, zoals staking, beschouwd als inkomsten uit kapitaal en roerende goederen. ‘Staking’ houdt in dat je crypto verdient door je munten vast te zetten in plaats van ze te verkopen of te verhandelen.
Let op: anticipatieve beslissingen zijn tijdelijk van kracht en kunnen vervallen of worden aangepast als er binnenkort nieuwe wetgeving wordt ingevoerd.
Volgens artikel 90 van het WIB 92 worden winsten uit transacties of speculaties die niet uit een beroepsactiviteit voortkomen, beschouwd als diverse inkomsten en zijn ze in principe belastbaar. Alleen winsten die vallen onder het normale beheer van een privévermogen blijven vrijgesteld van belasting.
Als de activiteit de grenzen van normaal beheer overschrijdt en een professioneel karakter krijgt, zoals bepaald in artikel 23, §1, WIB 92 en het Besluit WIB 92 nr. 23/35, wordt de winst aangemerkt als beroepsinkomen en dus belast.
De fiscus benadrukt dat, bij afwezigheid van een speciaal regime, de algemene belastingregels gelden. Per geval wordt beoordeeld of transacties tot het normale beheer van een privévermogen behoren. Als dat niet zo is, worden ze beschouwd als diverse inkomsten en geldt een apart tarief van 33%.
De fiscale instructies PB 2026 bevestigen deze drieling: vrijstelling in het kader van normaal beheer van privé-patrimonium; 33 % indien de activiteit speculatief is (art. 171, 1° WIB 92); progressieve tarieven indien zij als beroepsmatig worden gekwalificeerd.
De recente anticipatieve beslissingen illustreren hoe de fiscus beoordeelt of crypto-inkomsten beroepsmatig zijn of als diverse inkomsten moeten worden belast.
Voorbeeld 1: Beslissingen uit 2025 wijzen belastingheffing af wanneer de inkomsten noch beroepsmatig, noch divers zijn, bijvoorbeeld bij een voorzichtige en niet-geautomatiseerde strategie.
Voorbeeld 2: Een beslissing van 19 augustus 2025 kwalificeert de inkomsten als diverse inkomsten, wegens een relatief groot geïnvesteerd bedrag en een hoog aantal transacties.
De vragenlijsten van de Rulingsdienst en rulingpraktijk identificeren sleutelfactoren: de oorsprong van de crypto-activa, de ouderdom van de portefeuille, het bedrag en het aandeel van het patrimonium dat erin is gemobiliseerd, de frequentie van aankopen/verkopen, de “buy and hold”-strategie, het beroep van de belastingplichtige, het gebruik van leningen, de automatisering van de verrichtingen, het “mining” (mijnbouw), de activiteit op forums, beleggingen ten behoeve van derden en het inschakelen van adviseurs.
Verschillende besluiten (tussen 2018 en 2025) bevestigen dat er een vrijstelling geldt wanneer cryptoactiva worden aangekocht met eigen middelen, zonder ‘mining’. (‘Mining’ – of delven – is de fundamentele activiteit die cryptonetwerken zoals Bitcoin operationeel houdt.).
Het maakt het mogelijk transacties te valideren, ze te groeperen in blokken en het netwerk op gedecentraliseerde wijze te beveiligen — zonder automatisering, voor een beperkt deel van het vermogen, binnen een behoudsgerichte strategie.
Omgekeerd leidt een investering van meer dan de helft van het vermogen aan roerende goederen of een hoog transactievolume tot een belastingheffing als diverse inkomsten.
De Rulingdienst kent haar beslissingen doorgaans een geldigheidsduur van één jaar toe en voegt daarbij een uitdrukkelijk voorbehoud in geval van substantiële wijzigingen van het WIB 92. Hierdoor lopen houders het risico dat hun beslissing wordt herzien wanneer de feiten evolueren of de wetgeving verandert.
De beslissing van 19 augustus 2025 illustreert de verschuiving naar de kwalificatie als diverse inkomsten wanneer sprake is van een relatief groot geïnvesteerd bedrag en een aanzienlijk aantal transacties — zonder dat daarbij evenwel een beroepsmatig karakter wordt aangenomen.
In de communicatie van 2024 bevestigt de Rulingdienst met concrete voorbeelden dat zowel het deel van de portefeuille dat in cryptomunten is belegd als de regelmaat van de verrichtingen zwaar doorwegen in de analyse.
Het regeerakkoord kondigt een verruimde toegang van de fiscus tot het Centraal Aanspreekpunt (CAP) aan, evenals de melding van cryptomuntenrekeningen aan datzelfde CAP. Daarnaast wordt een versterkt kader voor datamining ingevoerd.
Gecombineerd met de DAC8-richtlijn (crypto–Common Reporting Standard of crypto-CRS), die van kracht wordt op 1 januari 2026, zal dit leiden tot een sterk verminderde anonimiteit voor houders van cryptoactiva en een toenemend risico op detectie en controle.
Een wetsvoorstel van juli 2025 (de toekomstige belasting op meerwaarden gerealiseerd door natuurlijke personen en rechtspersonen, anders dan vennootschappen, op hun financiële activa) bepaalt dat vanaf 1 januari 2026 meerwaarden op cryptoactiva die voortkomen uit het normaal beheer van het privévermogen, zullen worden onderworpen aan een nieuwe belasting van 10 %, met vrijstelling voor het historische saldo op 31 december 2025.
Speculatieve of beroepsmatige meerwaarden blijven daarentegen belast als diverse inkomsten tegen 33 % of volgens de progressieve tarieven per schijf, zonder herberekening of “reset” van het historisch saldo.
Verschillende anticipatieve beslissingen uit 2025 vestigen de aandacht op mogelijke substantiële wijzigingen van het WIB 92, die de geldigheid van bestaande rulings kunnen beïnvloeden.
Tegelijk kwalificeerde een beslissing van de Rulingdienst (maart 2025) de staking rewards als inkomsten uit roerende goederen en kapitalen (artikel 17, § 1, WIB 92), vergelijkbaar met interesten (artikel 19, 1°, WIB 92). Dit impliceert een aparte aangifteverplichting ten opzichte van de meerwaarden op kapitaal.
In de praktijk worden beleggers in dit type financiële producten dus geconfronteerd met een dubbele fiscale matrix:
Het staat buiten twijfel dat investeerders in dit type producten hun investerings- en beheers strategieën zullen moeten aanpassen in functie van deze omwenteling die neerkomt op een ware revolutie.
Thierry LITANNIE
Tax Partner ANDERSEN Belgium
Ik zoek een expert in

12.11.2025
•Ruimtelijke Ordening en Milieu
De Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) bevestigt dat permanente bewoning geen vereiste is om als woning in het vergunningenregister te worden opgenomen. Het volstaat dat de constructie hoofdzakelijk bestemd is voor bewoning. Een verzoek tot opname in het vergunningenregister mag dan ook niet worden geweigerd omdat er geen permanente bewoning wordt aangetoond.

07.11.2025
•Ruimtelijke Ordening en Milieu
De Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) vernietigde op 9 oktober 2025 een financiële last die werd opgelegd in een beslissing die een omgevingsvergunning verleende. Zo’n last kan sinds 2024 enkel op grond van een stedenbouwkundige verordening in de zin van artikel 2.3.1 en 2.3.2 VCRO worden opgelegd. Voor de decreetswijziging bepaalde het Omgevingsvergunningsdecreet wel dat zulk een financiële last door de vergunningverlenende overheid opgelegd kon worden, en onder welke voorwaarden, maar was het dus niet vereist dat daartoe een regeling was opgenomen in een stedenbouwkundige verordening.

06.11.2025
•Administratief Recht en Overheidsopdrachten
Lokale besturen staan voor een dilemma: zij willen investeren in publieke bouwprojecten, maar mogen hun eigen projecten niet meer beoordelen wanneer deze een wezenlijke impact op het milieu hebben. Een nieuw voorstel van decreet wil de impasse nu doorbreken, maar roept tegelijk vragen op over hoe onafhankelijk de beoordeling echt wordt wanneer ze eenvoudigweg verschuift naar een ander politiek niveau.

04.11.2025
•Administratief Recht en Overheidsopdrachten
Op 23 oktober 2025 zijn in het Europees Publicatieblad de nieuwe Europese drempelbedragen bekendgemaakt die de regelgeving inzake overheidsopdrachten aanscherpen. Bij de plaatsing van overheidsopdrachten moet de aanbesteder rekening houden met een aantal drempelbedragen.